Dressuur: Losgelassenheit

Dressuur: Losgelassenheit

Losgelassenheit staat voor losheid, souplesse en ontspanning. Op elk moment van de training moet het mogelijk zijn direct terug te gaan naar de ontspanning, zowel lichamelijk als geestelijk.
Alvorens het paard tijdens de training aan het werk te zetten, moet het eerst goed losgereden worden. Hierbij worden spieren, pezen, banden en gewrichten van het paard verwarmd en losgemaakt. Door de tijd te nemen goed los te rijden, verklein je het risico op blessures bij je paard.
Na in elk geval tien minuten stappen, draaf of galoppeer je aan in een voorwaarts, actief (maar niet overhaast) tempo. De keuze voor draf of galop is afhankelijk van je paard. Het ene paard is fijner los te werken in draf, het andere in galop.
In een te hoog tempo verliest het paard zijn takt. Het zal zich ergens in de spieren vasthouden, terwijl je juist ontspanning en losheid nastreeft.
In een te laag tempo zal de achterhand niet actief ondertreden en wordt de rug onvoldoende opgebold (een welvende, opbollende rug laat de ruiter verend zitten).

Als je in het begin werkt aan zuivere takt, kan het paard zijn balans onder de ruiter vinden. Het paard begint dan meer door zijn lijf te bewegen, een voorwaarde voor de losgelassenheit.

Zoals alle onderdelen van het hier besproken Skala der Ausbilddung elkaar beinvloeden, hebben ook takt en losgelassenheit invloed op elkaar. Een paard kan alleen in zuivere takt gaan, als de rug swingt en de spieren van hals en rug zich zonder dwang aanspannen en ontspannen. Bij een ontspannen gaand paard, buigen en strekken de gewrichten zich gelijkmatig en oogt het paard tevreden.

We komen even weer terug op het losrijden. Een belangrijk onderdeel hiervan, is het voorwaarts-neerwaarts strekken van de hals in alle drie de gangen. Het paard moet hierbij, op verzoek van de ruiter, de hand volgen en hierbij zijn neus naar beneden brengen.
Het is belangrijk dat het paard hierbij voorwaarts blijft en actief in zijn achterbeen. Je kunt dan ook beter korte stukken de hals laten strekken waarbij het paard actief blijft, dan lange stukken waarbij het paard op de voorhand valt.
Elk paard, op welk niveau dan ook, moet de wil hebben de rugspieren los te laten, de halsspieren te verlengen, de kaakspieren te ontspannen en de teugels uit de handen te kauwen.

Ook interessant

Nu op de voorpagina

  • Nieuw artikel: Wijken: de vergeten oefening
Klik hier voor de voorpagina

Nieuwste vacatures

» Alle hippische vacatures bekijken
Chat