Hoe werken de zintuigen van paarden?

Hoe werken de zintuigen van paarden?

Reukvermogen

Paarden ruiken veel beter dan mensen.
Vanuit de lucht worden geuren opgevangen waaruit veel informatie kan worden gehaald.
Een paard is in staat de toestand van een ander paard in te schatten door aan de mest te ruiken. Als paarden kennismaken met elkaar blazen ze in elkaars neus.
Het paard heeft grote neusgaten waarmee hij grote hoeveelheden lucht en geuren op kan nemen. In de neusholte bevinden zich olfactorische receptoren. Dit zijn zenuwcellen die geuren analyseren.

Via reukzenuwen worden signalen gestuurd naar de hersenen.
Ook beschikt het paard over het orgaan van Jacobson. Dit orgaan, dat zich ook in de neusholte bevindt, is van kraakbeen en bevat nog meer zenuwen waardoor het paard nog beter in staat is om bepaalde geuren te analyseren. Om ingeademde lucht toegankelijk te maken voor het orgaan van Jacobson zal het paard flemen. Een flemend paard strekt zijn hals en krult zijn bovenlip om. Hengsten flemen vaak als er een hengstige merrie in de buurt is. Merries flemen soms om de geur van hun pasgeboren veulen goed op te kunnen nemen.

Smaak

Net als bij mensen is het ene paard kieskeuriger dan het andere. Bij sommige paarden levert dit problemen op tijdens het transport, omdat ze geen andere voeding of water accepteren.
In combinatie met het reukvermogen is het paard in staat verschillende soorten voeding te onderscheiden. Net als mensen hebben ook paarden voorkeuren voor bepaalde soorten voeding. De smaakpapillen zijn verdeeld over de mond en bevinden zich vooral achteraan de tong en op het gehemelte.

Tastvermogen

De huid, hoeven en lippen van het paard zijn heel tastgevoelig. De huid en de lippen voelen iedere aanraking. Een paard kan brokken eten en de medicijnen ertussen laten liggen. De lippen worden gebruikt om op de tast eten te selecteren.
De straal in de hoeven vangt geluidstrillingen vanuit de bodem op. Het paard heeft tastharen rond de neus en de ogen waarmee hij een voorwerp kan betasten en verkennen.

Tast speelt ook een belangrijke rol bij sociaal gedrag tussen paarden in de kudde. Paarden krabbelen elkaar om vriendschappen te sluiten

Gehoor

Paarden hebben een goed gehoor ontwikkeld om mogelijk gevaar snel te kunnen waarnemen. Ook kunnen paarden met hun oren communiceren. Het orenspel geeft de stemming van het paard weer.
Ook kan aan de oren worden gezien waar de aandacht van het paard op dat moment op gericht is.

Het oor ontvangt geluidsgolven die door de gehoorzenuw naar de hersenen worden gestuurd.
Hier wordt de informatie vertaald. Het paard kan zijn oren alle kanten op draaien, zodat hij de geluidsgolven goed op kan vangen. Zodra een paard iets hoort richt hij meteen zijn oren naar de geluidsbron. Geluidsgolven die worden opgevangen door de oorschelp, worden via de uitwendige gehoorgang naar het middenoor verplaatst. Hierdoor gaat het trommelvlies trillen. Deze trillingen worden vervolgens doorgestuurd naar de gehoorbeentjes. Dit zijn drie kleine botjes genaamd hamer, aambeeld en stijgbeugel. Uiteindelijk gaan de trillingen naar het binnenoor, waardoor trillingen ontstaan in het slakkenhuis. Rondom het slakkenhuis bevinden zich trilharen die heel gevoelig zijn. Bij trillingen in het slakkenhuis veroorzaken de haartjes elektrische signalen, die de gehoorzenuw stimuleren. De impulsen worden vervolgens doorgegeven aan de hersenen.

Paarden horen tien tot twintig keer beter dan mensen. Hoge tonen in het stemgeluid van de mens kunnen als onprettig ervaren worden omdat het gehoor zo gevoelig is. Een paard reageert niet op alle geluiden die hij hoort. Hetzelfde geldt voor de mens, die de meeste geluiden die hij hoort ook negeert. Er wordt niet gereageerd op geluiden die niet belangrijk zijn. Dit is een leerproces. Het paard leert welke geluiden niet gevaarlijk zijn.

Gezichtsvermogen

Het paard ziet scherp in de verte maar onscherp van dichtbij. Met twee ogen (binoculair) kan een paard slechts een gebied van 70 graden driedimensionaal (dus met diepte) zien. Het gebied waar het paard dus met diepte kan zien, is maar smal. Het is daarom voor een paard moeilijker om afstanden in te schatten dan voor een mens. Plassen en hindernissen bevinden zich onder het hoofd op het moment dat een paard er overheen moet. Het paard kan hierdoor wat angstig worden en moet op de berijder vertrouwen. Het paard is in staat om kleuren te waarnemen, maar op een andere manier dan de mens.

In het artikel 'Het gezichtsvermogen van een paard' wordt het gezichtsvermogen van het paard nader besproken.

Ook interessant

Nu op de voorpagina

  • Nieuw artikel: Wijken: de vergeten oefening
Klik hier voor de voorpagina

Nieuwste vacatures

Chat